1 Koningen 14:20 Jerobeam regeerde 22 jaar. Toen ging hij rusten bij zijn voorvaders. Zijn zoon Nadab volgde hem als koning op.
21 Ondertussen was Rehabeam, de zoon van Salomo, koning geworden in Juda. Rehabeam was 41 jaar toen hij koning werd, en hij regeerde 17 jaar in
Jeruzalem, de stad die Jehovah uit alle stammen van Israël gekozen had als de plaats voor zijn naam. De moeder van Rehabeam was Naäma, de Ammonitische.
1 Koningen 15:9 In het 20ste jaar van koning Jerobeam van Israël begon Asa over Juda te regeren.
1 Koningen 15:25 Nadab, de zoon van Jerobeam, werd koning over Israël in het tweede jaar van koning Asa van Juda. Hij regeerde twee jaar over Israël.
1 Koningen 15:33 In het derde jaar van koning Asa van Juda werd Baësa, de zoon van Ahia, in Tirza koning over heel Israël. Hij regeerde 24 jaar.
1 Koningen 16:8 In het 26ste jaar van koning Asa van Juda werd Ela, de zoon van Baësa, koning over Israël in Tirza. Hij regeerde twee jaar.
1 Koningen 16:15 In het 27ste jaar van koning Asa van Juda werd Zimri koning in Tirza. Hij regeerde zeven dagen. Intussen waren de troepen gelegerd voor Gibbethon, dat in handen van de Filistijnen was.
1 Koningen 16:23 In het 31ste jaar van koning Asa van Juda werd Omri koning over Israël. Hij regeerde 12 jaar, waarvan 6 jaar in Tirza.
1 Koningen 16:29 Achab, de zoon van Omri, werd koning over Israël in het 38ste jaar van koning Asa van Juda. Hij regeerde 22 jaar in Samaria over Israël.
1 Koningen 22:41 Josafat, de zoon van Asa, was koning over Juda geworden in het vierde jaar van koning Achab van Israël.
1 Koningen 22:51 Ahazia, de zoon van Achab, werd in Samaria koning over Israël in het 17de jaar van koning Josafat van Juda. Hij regeerde twee jaar over Israël.
2 Koningen 1:17 Daarna stierf hij, in overeenstemming met het woord van Jehovah via Elia. Omdat hij geen zoon had, volgde Joram hem als koning op, in het tweede jaar van koning Joram van Juda, de zoon van Josafat.
2 Koningen 3:3 Joram, de zoon van Achab, werd in Samaria koning over Israël in het 18de jaar van koning Josafat van Juda. Hij regeerde 12 jaar.
2 Koningen 8:16 In het vijfde jaar van koning Joram van Israël, de zoon van Achab terwijl Josafat koning van Juda was werd Joram koning van Juda. Hij was de zoon van koning Josafat.
2 Koningen 8:25 Ahazia, de zoon van koning Joram van Juda, werd koning in het 12de jaar van koning Joram van Israël, de zoon van Achab. 26 Ahazia was 22 jaar toen hij koning werd, en hij regeerde een jaar in Jeruzalem. Zijn moeder was Athalia, de kleindochter van koning Omri van Israël.
2 Koningen 10:35 Toen ging Jehu rusten bij zijn voorvaders. Ze begroeven hem in Samaria. Zijn zoon Joahaz volgde hem als koning op. 36 Jehu regeerde 28 jaar in Samaria over Israël.
2 Koningen 12:1 In het zevende jaar van Jehu werd Joas koning. Hij regeerde 40 jaar in Jeruzalem. Zijn moeder heette Zibja en kwam uit Berseba
2 Koningen 13:1 In het 23ste jaar van koning Joas van Juda, de zoon van Ahazia, werd Joahaz koning over Israël in Samaria. Hij was de zoon van Jehu. Hij regeerde 17 jaar.
2 Koningen 13:9 Toen ging Joahaz rusten bij zijn voorvaders en hij werd begraven in Samaria. Zijn zoon Joas volgde hem als koning op. In het 37ste jaar van koning Joas van Juda werd Joas, de zoon van Joahaz, in Samaria koning over Israël. Hij regeerde 16 jaar.
2 Koningen 14:1 In het tweede jaar van koning Joas van Israël, de zoon van Joahaz, werd Amazia koning van Juda. Hij was de zoon van koning Joas van Juda. 2 Hij was 25 jaar toen hij koning werd en hij regeerde 29 jaar in Jeruzalem. Zijn moeder heette Joaddin en kwam uit Jeruzalem.
2 Koningen 14:16 Toen ging Joas rusten bij zijn voorvaders en hij werd begraven in Samaria bij de koningen van Israël. Zijn zoon Jerobeam volgde hem als koning op. 17 Na de dood van koning Joas van Israël, de zoon van Joahaz, leefde koning Amazia van Juda, de zoon van Joas, nog 15 jaar.
2 Koningen 14:23 In het 15de jaar van koning Amazia van Juda, de zoon van Joas, werd Jerobeam koning van Israël in Samaria. Hij was de zoon van koning Joas van Israël en regeerde 41 jaar. 29 Toen ging Jerobeam rusten bij zijn voorvaders, de koningen van Israël. Zijn zoon Zacharia volgde hem als koning op.
2 Koningen 15:1 In het 27ste jaar van koning Jerobeam van Israël werd Azarja koning van Juda. Hij was de zoon van koning Amazia. 2 Hij was 16 jaar toen hij koning werd en hij regeerde 52 jaar in Jeruzalem. Zijn moeder heette Jecholia en kwam uit Jeruzalem.
2 Koningen 15:8 In het 38ste jaar van koning Azarja van Juda werd Zacharia, de zoon van Jerobeam, in Samaria koning over Israël. Hij regeerde zes maanden.
2 Koningen 15:13 Sallum, de zoon van Jabes, werd koning in het 39ste jaar van koning Uzzia van Juda. Hij regeerde een volle maand in Samaria.
17 In het 39ste jaar van koning Azarja van Juda werd Menahem, de zoon van Gadi, koning over Israël. Hij regeerde tien jaar in Samaria.
2 Koningen 15:23 In het 50ste jaar van koning Azarja van Juda werd Pekahia, de zoon van Menahem, in Samaria koning over Israël. Hij regeerde twee jaar.
27 In het 52ste jaar van koning Azarja van Juda werd Pekah, de zoon van Remalia, in Samaria koning over Israël. Hij regeerde 20 jaar.
2 Koningen 15:30 Toen smeedde Hosea, de zoon van Ela, een complot tegen Pekah, de zoon van Remalia. Hij sloeg hem neer en bracht hem ter dood. Hij werd koning in zijn plaats in het 20ste jaar van Jotham, de zoon van Uzzia.
2 Koningen 15:32 In het tweede jaar van koning Pekah van Israël, de zoon van Remalia, werd Jotham koning van Juda. Hij was de zoon van koning Uzzia.
2 Koningen 17:1 In het 12de jaar van koning Achaz van Juda werd Hosea, de zoon van Ela, in Samaria koning over Israël. Hij regeerde negen jaar.
2 Koningen 17:5 De koning van Assyrië viel het land binnen. Hij kwam bij Samaria en belegerde de stad drie jaar lang. 6 In het negende jaar van Hosea veroverde de koning van Assyrië Samaria. Daarna voerde hij de Israëlieten in ballingschap weg naar Assyrië. Hij liet ze wonen in Halah en in Habor aan de rivier de Gozan en in de steden van de Meden.
2 Koningen 18:1 In het derde jaar van koning Hosea van Israël, de zoon van Ela, werd Hizkia koning van Juda. Hij was de zoon van koning Achaz. 2 Hij was 25 jaar toen hij koning werd, en hij regeerde 29 jaar in Jeruzalem.
2 Koningen 18:18 In het derde jaar van koning Hosea van Israël, de zoon van Ela, werd Hizkia koning van Juda. Hij was de zoon van koning Achaz.
2 Koningen 20:21 Toen ging Hizkia rusten bij zijn voorvaders. Zijn zoon Manasse volgde hem als koning op
2 Koningen 21:1 Manasse was 12 jaar toen hij koning werd en hij regeerde 55 jaar in Jeruzalem. Zijn moeder heette Hefsibah.
2 Koningen 21:19 Amon was 22 jaar toen hij koning werd, en hij regeerde twee jaar in Jeruzalem. Zijn moeder was Mesullemeth, de dochter van Haruz uit Jotba.
2 Koningen 22:22 Josia was acht jaar toen hij koning werd, en hij regeerde 31 jaar in Jeruzalem. Zijn moeder was Jedida, de dochter van Adaja uit Bozkath.
2 Koningen 23:31 Joahaz was 23 jaar toen hij koning werd, en hij regeerde drie maanden in Jeruzalem. Zijn moeder was Hamutal, de dochter van Jeremia uit Libna.
2 Koningen 23:36 Jojakim was 25 jaar toen hij koning werd, en hij regeerde 11 jaar in Jeruzalem. Zijn moeder was Zebudda, de dochter van Pedaja uit Ruma.
2 Koningen 24:1 Tijdens de regering van Jojakim rukte koning Nebukadnezar van Babylon tegen hem op. Jojakim werd drie jaar lang zijn dienaar. Maar hij keerde zich tegen hem en kwam in opstand.
2 Koningen 24:8 Jojachin was 18 jaar toen hij koning werd, en hij regeerde drie maanden in Jeruzalem. Zijn moeder was Nehusta, de dochter van Elnathan uit Jeruzalem.
2 Koningen 24:17 De koning van Babylon maakte Mattanja, de oom van Jojachin, koning in zijn plaats. Hij veranderde zijn naam in Zedekia.
18 Zedekia was 21 jaar toen hij koning werd, en hij regeerde 11 jaar in Jeruzalem. Zijn moeder was Hamutal, de dochter van Jeremia uit Libna.