aantal, kantoor, ongeveer, afspraak, koelkast,
schietkraam, boomstam, komaan, schoolfeest, daarop,
kurkdroog, vandoor, eenmaal, meestal, vliegveld,
waarmee, meekomen, meenemen, tweeling, zeehond.
Op het einde van een woord schrijf je de ee dubbel,
ook als dat woord een deel is van een ander woord:
mee, meedoen, twee, tweede
1. In elke zin staat een verkeerd woord. Vul in de zinnen eronder het juiste woord in.
Schrijf de zinnen opnieuw.
In de zomer gaat hij graag naar de sleepboot.
In de zomer gaat hij graag naar de
.
Wil je ook dat hij zee?
Wil je ook dat hij
?
Duizend maal twee is meegaat.
Duizend maal twee is
.
Daar vaart een grote schuurspons.
Daar vaart een grote
.
Hij gebruikt graag een tweeduizend om te poetsen.
Hij gebruikt graag een
om te poetsen.
2. Lees de woorden van boven naar beneden. Schrijf de juiste woorden op de stippellijn.
3. Zoek een rijmwoord. Kies uit: natuurramp, keukenkast, klopgeest, dagdromen, Beukenlaan, kaalkop
mop -----
mast -----
mast -----
beest -----
bomen -----
baan -----
4. Schrijf alle woorden uit het woordpakket met een m over.
aantal, kantoor, ongeveer, afspraak, koelkast,
schietkraam, boomstam, komaan, schoolfeest, daarop,
kurkdroog, vandoor, eenmaal, meestal, vliegveld,
waarmee, meekomen, meenemen, tweeling, zeehond.
,
,
,
,
,
,
,