Woordpakket:
adres, fabrieken, kapot, natuur, agente,
jaloers, paleizen, papa, april, kabouter,
lawaai, papier, avontuur, kalender, manier,
kajuit, banaan, kanon, matrozen, raket,
1. Vervang de letters op de * en schrijf de woorden voluit.
Kies uit: april, manier, agente, banaan, kabouter.
* a * i e * -----
a * * n * * -----
k a * o * * * * -----
b * n * * n -----
* p * i l -----
2. Zoek in de tabel de woorden uit het woordpakket. Schrijf ze op.
kalenderbanaanraket | paleizenkapotnatuur |
kajuitjaloersmatrozen | avontuuragentekabouter |
-----
-----
-----
-----
-----
-----
-----
-----
3. Verbind een klankgroep uit de eerste kolom met een klankgroep uit de tweede kolom zodat je een goed woord uit het woordpakket bekomt.
Schrijf dan dat woord op.
ka | non |
ja | pier |
ka | pot |
pa | loers |
a | gente |
ka
-----
ja
-----
ka
-----
pa
-----
a
-----