Woordpakket 6 derde leerjaar (herhaling) © Johan Lagae

Vul de juiste oplossing in het 'venster' in.

Let goed op dat je correct typt.
De computer houdt ook rekening met spaties.
Gebruik als komma een echte komma.
1. Bij welke rij passen de volgende woorden?
Op de eerste rij schrijf je alle woorden uit de rij op waar je de verenkelingsregel gebruikt.
Alle woorden waar je de verdubbelingsregel gebruikt, schrijf je op de tweede rij.
Kies uit: middag - fakkels - reden - stukken - wapen - mode - felle - volle - leger - ruzie - sterren - takken
Pas op: denk aan de volgorde!

verenkelen: , , , ,
verdubbelen: , , , , , ,

2. Schrijf alle woorden met een ie, eu of oe nog eens over.

De dierenarts verzorgt de dieren.
-----
Mijn grootmoeder is heel lief voor mij.
-----
Ze hebben de dieven gelukkig gevonden.

Mogen we eens proeven van die lekkere taart?

Er zitten veel muizen op de tweede verdieping.


3. Maak de woordjes volledig.
O = sch ----- X = schr

O oolreis ---
X ikken ---
O elpen ---
O uilplaats ---
O ijf ---
O ouder ---
X ok ---
X eeuwde ---