ww III, verleden tijd 19 © Johan Lagae

Let goed op dat je correct typt.
De computer houdt ook rekening met spaties en hoofdletters.
Gebruik als komma een echte komma.
1. (plegen) De jeugdige luchtvaartenthousiasten hun vrije tijd op het vliegveld door te brengen.
2. (wekken) (leiden) (inspecteren) Dit feit argwaan en ertoe dat de politie het toestel grondig .
3. (begroten) De expert de schade op tweehonderdduizend gulden.
4. (waarschuwen) (praten) De leraar de knaap meermalen, maar hij maar door.
5. (pakken) (haasten) De vliegtuigpassagier zijn koffer en zich naar de uitgang.
6. (bestellen) Moeder een gebraden haantje.
7. (hoesten) Het kind de hele dag.
8. (arriveren) De gasten op tijd.
9. (veroordelen) De rechter de dief tot acht maanden.
10. (twijfelen) Niemand aan zijn oprechtheid.
11. (ademen) De patiënt nauwelijks.
12. (bereiden) Onze vrienden ons een gastvrij onthaal.
13. (afwachten) Iedereen , wat er verder ging gebeuren.
14. (besteden) De firma grote aandacht aan de klachten.
15. (trachten) De chauffeur van de vrachtauto tevergeefs uit te wijken.
16. (verbinden) (schreeuwen) Toen de dokter de arm , het slachtoffer het uit van de pijn.
17. (kerven) Hij zijn naam in een stuk hout.
18. (besterven) Ik het bijna van schrik.