ww III, verleden tijd 18 © Johan Lagae
Let goed op dat je correct typt.
De computer houdt ook rekening met spaties en hoofdletters.
Gebruik als komma een echte komma.
1. (richten) De gemeente
een standbeeld voor de dichter op.
2. (varen) Het schip
de haven uit.
3. (getuigen) De uitslag van de stemming
van een grote eensgezindheid.
4. (bestormen) (overmeesteren) Ondanks hevig mitrailleurvuur
de aanvallers de stellingen en
de vijandelijke posten.
5. (uitvoeren) Het Residentieorkest
de negende symfonie van Beethoven
.
6. (omheinen) De tuinman
de tuin met een haag van coniferen.
7. (scoren) (overbluffen) De Tsjechen, die binnen een half uur twee maal
,
het Nederlandse elftal.
8. (belasten) (belonen) De chef
de actieve typiste ook met een gedeelte van zijn administratie, waarvoor hij haar royaal
.
9. (verrassen) (slepen) De thuisclub
de supporters doordat ze de eerste tien minuten al drie doelpunten in de wacht
.
10. (verzwakken) Een longontsteking
zijn gezondheid.
11. (zuchten) Waarom
je?
12. (verschaffen) De politie
de vechtersbaas gratis onderdak.
13. (bidden) (smeken) De oude vrouw
en
haar zoon voorzichtig te zijn.
14. (ratelen) Een losse trekker
over de weg.
15. (verscherpen) De politie
het toezicht bij het gevaarlijke kruispunt.
16. (verwachten) Deze tegenslag
wij niet.
17. (houwen) De arbeiders
de stenen uit de rots.
18. (zwerven) Wij
door de bossen.
Antwoord controleren
OK