ww III, tegenwoordige tijd 4 (gemengde reeks) © Johan Lagae

Vul overal de eerste, tweede of derde vorm in.
Een zin in het meervoud krijgt altijd de derde vorm.
Schrijf altijd eerst de stam op wanneer de zin in het enkelvoud staat.
Kijk dan of er een t achter de stam moet komen.
Als je twijfelt aan de t, vervang dan het werkwoord door een vorm van werken!!!
Achter het '?' vind je telkens
infinitief - eerste vorm - tweede vorm - derde vorm

Let goed op dat je correct typt.
De computer houdt ook rekening met spaties en hoofdletters.
Gebruik als komma een echte komma.
1. (mijden) Jonne hem nog steeds.
2. (vermoeden) Hij dat ze een andere vriend heeft.
3. (worden) ik weer overgeslagen?
4. (houden) je meer van vis?
5. (bevinden) De boot zich in ondiep water.
6. (melden) jij je even af bij je mentor.
7. (verbeteren) Chantal haar werk.
8. (verbeelden) Wat hij zich wel.
9. (verduisteren) Hij het lokaal.
10. (branden) Het huis helemaal af.
11. (rijden) Heb je gezien hoe goed hij ?
12. (worden) De leraar nooit boos.
13. (houden) Is het waar dat Jonne van jou ?
14. (bieden) Vraag eens wat hij .
15. (vermelden) jij je postcode wel?
16. (strijden) Afrika nog steeds tegen onrecht.
17. (zenden) Die brief ik niet aan haar.
18. (woeden) Er een orkaan.
19. (verspreiden) In mijn vrije tijd ik folders.
20. (binden) jij de koffers op het dak?
21. (aanvaarden) je die opdracht niet?
22. (onderhandelen) Hij over vrije tijd.
23. (treden) de politie niet te hard op?
24. (gebeuren) Het steeds weer.
25. (verspreiden) Ze een gerucht.