ww III, tegenwoordige tijd 20 (gemengde reeks) © Johan Lagae

Vul overal de eerste, tweede of derde vorm in.
Een zin in het meervoud krijgt altijd de derde vorm.
Schrijf altijd eerst de stam op wanneer de zin in het enkelvoud staat.
Kijk dan of er een t achter de stam moet komen.
Als je twijfelt aan de t, vervang dan het werkwoord door een vorm van werken!!!
Achter het '?' vind je telkens
infinitief - eerste vorm - tweede vorm - derde vorm

Let goed op dat je correct typt.
De computer houdt ook rekening met spaties en hoofdletters.
Gebruik als komma een echte komma.
1. (vinden) (rijden) je zus het goed , dat je iedere dag op haar brommer ?
2. (houden) Hij je voortdurend aan de praat.
3. (verbreiden) Bij droog weer een heidebrand zich snel.
4. (vinden) Hoe je dat dit probleem het best kan worden opgelost?
5. (leiden) Deze dam naar het oude veerhuis.
6. (vinden) In de meeste huizen men tegenwoordig een televisietoestel.
7. (worden) Ik 's nachts vaak wakker.
8. (leiden) Een Oostenrijkse dirigent het orkest.
9. (uitschelden) (gebeuren) Als je me nog eens , er iets ergs.
10. (versmaden) Wie het kleine is het grote niet waard.
11. (zijn) (vertrouwen) Zoals de waard , hij zijn gasten.
12. (beantwoorden) (stellen) De nieuwe woning meer aan de eisen die de grootte van zijn gezin .
13. (beïnvloeden) Noch de regen, noch het slechte weer het enthousiasme van de spelers.
14. (wenden) Waarom je je niet tot de directie?
15. (ondervinden) Het openbaar vervoer veel concurrentie van de auto.
16. (baten) het niet, het schaadt ook niet.
17. (wennen) je broer al aan zijn nieuwe baan?
18. (bewaren) (bekijken) (vinden) Als je foto's lang en ze later nog eens , je ze vaak belachelijk.