De vier hoofdbewerkingen met kommagetallen tot op 0,001 en met breuken.
1. Los de optellingen op. Zoek de som.
2 + 0,75 =
0,9 + 0,5 =
1,4 + 0,6 =
0,75 + 0,4 =
0,5 + 0,275 =
1,45 + 1,25 =
0,99 + 1,45 =
2,175 + 1,475 =
1,275 + 0,8 =
4,75 + 3,75 =
0,045 + 2,5 =
1,375 + 1,625 =
2. Los de aftrekkingen op. Zoek het verschil
3 - 0,8 =
1,4 - 0,6 =
5,2 - 2,7 =
6,19 - 4 =
0,75 - 0,49 =
1,3 - 0,75 =
4,35 - 1,7 =
5 - 3,18 =
0,945 - 0,415 =
2 - 1,295 =
0,4 - 0,198 =
6,375 - 1,375 =
3. Los de vermenigvuldigingen op. Zoek het product.
4 x 0,2 =
6 x 0,3 =
5 x 0,07 =
8 x 0,25 =
1000 x 1,25 =
2 x 0,95 =
100 x 3,48 =
50 x 0,9 =
100 x 4,928 =
50 x 2,48 =
10 x 17,25 =
20 x 3,6 =
4. Los de delingen op. Zoek het quotiënt.
1,6 : 4 =
0,45 : 5 =
7,15 : 10 =
3 : 100 =
9 : 2 =
1,5 : 50 =
37 : 1000 =
6,42 : 6 =
0,125 : 5 =
2,5 : 100 =
35 : 50 =
4,7 : 2 =
5. Los op en vereenvoudig waar het kan.
3/10 + 1/10 =
/10 =
3/8 + 5/8 =
/8 =
7/9 - 3/9 =
/9
2 - 3/5 =
- 3/5 =
6. Kijk goed en vul aan.
2 x 1/6 =
=
6/9 : 3 =
4 x 3/4 =
/4 =
12/5 : 4 =
/5
18/20 : 9 =
/20 =